Artikel van het Montesquieu Instituut:
Het D66 congres in november 2014 nam - tegen de wil van het
partijbestuur - een motie aan die de Tweede Kamerfractie vroeg zich in
te zetten voor een onderzoek naar het basisinkomen. Het idee om elke
burger onafhankelijk van arbeid en status van overheidswege een
minimuminkomen toe te kennen is bepaald niet nieuw. Dit idee stamt uit
de tijd van de Amerikaanse Revolutie, waarin denkers als Thomas Paine al
voor een soort basisinkomen pleitten. Maar dit is ook niet de eerste
keer dat een partijcongres in Nederland zich positief over het
basisinkomen uitsprak. In ons land flirtten een aantal partijen sinds de
jaren '80 regelmatig met dit idee. We schetsen hier een korte politieke
geschiedenis van het basisinkomen in Nederland en proberen te verklaren
waarom de discussie af en toe oplaait en dan weer stil valt.
In 1985 pleitte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in haar rapport Waarbogen voor Zekerheid
voor een basisinkomen.
Welk algemene patroon is er zichtbaar in deze
geschiedenis? Het basisinkomen is een hardnekkig idee dat met een vast
ritme terug lijkt te keren in de politiek. Loek Groot en Robert van der
Veen zien een verband met werkloosheid. Zij zien pieken in aandacht in
1985 (rond het WRR-rapport) en in 1995 (na de uitlatingen van Wijers).
Dat zijn beide momenten waarop de werkloosheid haar top bereikte. Toen
eind jaren '80 en opnieuw eind jaren '90 de werkgelegenheid weer
aantrok, nam de aandacht voor het basisinkomen zienderogen af. In de
figuur hiernaast is voor de laatste 35 jaar de aandacht voor het
basisinkomen in drie regionale kranten uitgezet [1] tegen het aantal
werklozen in die periode: de relatie lijkt tamelijk duidelijk. Dat zou
betekenen dat als de economische opleving binnenkort door zou zetten,
het basisinkomen voor de derde keer weer van de politieke agenda zal
verdwijnen.
Lees het hele artikel hier.