De makers van de zesdelige VPRO-reeks Speeches zoomen niet in op die
beroemde toespraken zelf als wel op de tijd en omstandigheden waarin die
werden uitgesproken. Daar is op zichzelf niets mis mee. Nadeel is wel
dat daarmee de suggestie wordt gewekt dat die uitgesproken woorden zelf
niet zo veel gewicht in de schaal legden. Onvermijdelijk neveneffect:
commentatoren dissen weer eens het verhaal op dat wij Nederlanders te
nuchter zijn voor meeslepende toespraken, zoals Jean-Pierre Geelen onlangs nog deed in de Volkskrant.
De dieperliggende verklaring is minder vleiend. Dat de retorica in ons
land niet in aanzien staat, heeft alles te maken met het karakter van
onze indirecte democratie.
Om dat te begrijpen moeten we heel
even terug naar de Griekse en Romeinse Oudheid waar, zoals bekend, de
bakermat ligt van onze beschaving. Dat daar de wieg stond van de
democratie leerden we al op de basisschool. Er werd alleen niet bij
verteld dat daarnaast het ledikantje stond van de retorica, de kunst van
het overtuigen.
Democratie en redenaarskunst zijn twee kanten
van dezelfde medaille. De leden van de senaat hadden er immers alle
belang bij dat zij de andere senatoren konden overtuigen. Naast geweld
en intrige was de toespraak dan ook een geducht wapen. Senator Cato
('Overigens ben ik van mening dat ...') wist er zelfs de vernietiging
van Carthago mee te bewerkstelligen.
Lees hier het hele artikel.