Het moet ergens in 1982 zijn geweest toen de destijds 31-jarige
filosoof Philippe Van Parijs zijn ingeving kreeg. De werkloosheid was
torenhoog en van links tot rechts zeiden politici dat alleen economische
groei het land er bovenop kon helpen. Maar Van Parijs wist dat
eindeloze groei op een eindige planeet waanzin is. Er was behoefte aan
een uitweg – een nieuwe, radicale visie op werk en inkomen voor een
nieuwe tijd. Maar welke?
Toen schoot het hem te binnen.
‘Als je iets nieuws bedenkt waarvan je gelooft dat het geniaal is, dan zijn er twee opties,' lacht Van Parijs als ik hem spreek in Amsterdam.
‘Eén: het is toch niet zo’n briljant idee. Twee: het is inderdaad
geniaal, maar het is al veel eerder bedacht. Dit laatste overkwam mij
toen ik voor het eerst over het basisinkomen
begon na te denken.’
Al snel realiseerde Van Parijs zich dat hij in het spoor zat van heel
wat oude denkers, van John Stuart Mill tot Martin Luther King, van
Bertrand Russell tot James Tobin. Maar voor Van Parijs was het
basisinkomen veel meer dan een idee. Het was ook een ideaal waarvoor
gestreden moest worden.
Leest het hele artikel uit de Correspondent hier.